Onderzoek voor nieuwe inzichten
De wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen binnen de biotechnologie en genetische modificatie gaan onverminderd snel door. Om de nieuwste ontwikkelingen in kaart te brengen, te monitoren, en eventuele risico’s voor mens en milieu en mogelijke maatschappelijke implicaties te kunnen beoordelen, laat de COGEM door externen onderzoek uitvoeren. In 2024 zijn drie van deze onderzoeksrapporten verschenen.
Ontwikkelingen rond gg-voedsel in de Nederlandse winkelschappen (CGM 2024-01)
Niet alleen wetenschappelijke maar ook geopolitieke ontwikkelingen, kunnen van invloed zijn op de mate of wijze waarop genetisch gemodificeerde (gg-)producten in de winkelschappen verschijnen. Na de Russische inval in Oekraïne stegen de voedselprijzen wereldwijd explosief. Omdat gg- ingrediënten door lagere productiekosten van de agrarische grondstoffen vaker goedkoper zijn dan die van niet genetische gemodificeerde producten, heeft de COGEM laten onderzoeken of het aandeel gg-producten in de winkelschappen is toegenomen. Uit het onderzoek bleek dat er nauwelijks gg-voedselproducten in de Nederlandse supermarkten liggen. Ook was er geen toename in het aantal producten over de periode dat het onderzoek werd uitgevoerd. Hierbij speelde ook het feit dat door de totstandkoming van de Zwarte Zee Graan Deal in juli 2022 de prijzen van agrarische producten weer waren gedaald.
Advances in the application of GM phages in research, development and industry (CGM 2024-02)
Bacteriofagen, virussen die bacteriën infecteren, staan in het middelpunt van de aandacht als mogelijk alternatief voor antibiotica om antibioticaresistente bacteriële infecties bij de mens te bestrijden. Daarnaast wordt onderzocht of ze een rol kunnen spelen in verschillende velden zoals veterinaire geneeskunde, onderzoek, diagnostiek, voedselveiligheid, milieubescherming en landbouw. Ook wordt al langer gesproken over genetische modificatie om bacteriofagen aan te passen voor specifieke toepassingen, of om de effectiviteit, bruikbaarheid en veiligheid te verbeteren. De COGEM heeft de laatste stand van zaken rond dit onderwerp laten inventariseren. Uit het onderzoek blijkt dat toepassing van gg-bacteriofagen zich nog voornamelijk in de ontwikkelingsfase bevindt. Er zijn nog geen klinische of milieutoepassingen die de commerciële fase hebben bereikt. De onderzoekers wijzen erop dat dit kan komen omdat de gg-fagen pas sinds kort ontwikkeld worden, maar wijzen er ook op dat het ontbreken van grondige risicobeoordelingscriteria ook een rol kan spelen omdat dit leidt tot onzekerheid bij bedrijven en instellingen over de kansen op en kosten van commercialisering.
Het derde onderzoekrapport betreft een literatuurstudie naar de laatste kennis over endogene retrovirussen (ERV’s). ERV’s zijn restanten van virussen die gedurende de evolutie in het DNA van mensen en dieren zijn ingebouwd. Sommige van deze DNA sequenties zijn in de loop van de tijd sterk gedegradeerd, maar er zijn ook nog veel ERV’s waarvan nog eiwitten worden afgelezen en sommige ERV’s zijn onder specifieke omstandigheden zelfs in staat om weer actief te worden en een virus te produceren. Bij laboratoriumexperimenten in menselijke of dierlijke cellijnen kan de aanwezigheid van ERV’s tot risico’s leiden wanneer ERV’s gereactiveerd worden of wanneer recombinatie met in de experimenten gebruikte gg-virussen zou kunnen optreden.
Uit het onderzoek blijkt dat ERV’s alom tegenwoordig zijn in het dierenrijk en dus ook in cellijnen die in laboratoria gebruikt worden. Zoals eerder al door de COGEM was geconstateerd, liggen de risico’s voornamelijk bij experimenten met replicatiedeficiënte (niet-verspreidende) retrovirale vectoren, waarbij recombinatie zou kunnen optreden tussen de vectoren en ERV’s die aanwezig zijn in sommige cellijnen. Onderzoekers moeten zich hiervan bewust zijn en een goede identificatie van cellijnen waarmee gewerkt wordt, is hierbij van het grootste belang.